Toen ik net twaalf werd, ging ik naar de brugklas. Vol goede moed, en met een mix van spanning, maar ook zelfverzekerdheid. Dat laatste omdat ik in ieder geval de weg al kende, omdat mijn zus al eerder op dezelfde middelbare school zat en me ingewijd had in de geheimen van de lokaalcodes in het rooster.
Ik kleedde me zoals ik dat leuk vond, zonder referentie aan mode of trends. In die zomer had ik een lichtroze overal gekregen van kennissen uit Limburg, ik had korte haren en één hanger/oorbel in, want dat vond ik leuk. Behalve de korte haren vrij meisjesachtig, zou ik zeggen. Desondanks werd ik door onze wiskundeleraar aangezien voor een jongen. Toen ik hem wees op zijn vergissing zei hij zoiets als: “Maar je hebt maar één oorbel in…”
Wat er precies gebeurde weet ik niet meer, maar ik weet wel dat ik daarna wel veel meer nadacht over hoe ik overkwam en soms andere, veiligere keuzes maakte uit angst om als jongen te worden aangezien.
Waarom ik dit nu, 28 jaar later opschrijf? Omdat ik merk dat in mijn ondernemerschap ik soms moeite heb om mezelf in al mijn kleuren en eigenaardigheden te laten zien. Terwijl ik weet dat juist die aspecten mij maken tot wie ik ben. En ook bij de jongeren die ik coach zie ik dat ze soms neigen om hun ‘eigenaardigheden’ weg te stoppen, en vooral doen wat de rest doet, omdat ze anders ‘opmerkingen’ krijgen.
Daarmee wordt deze herinnering ook een oproep aan iedereen die met mensen en vooral jongeren omgaat: kijk eens bewust naar je eigen (voor)oordelen, en probeer ze los te laten, want met onze neiging tot categoriseren en hokjesdenken doen we én onszelf én de ander tekort.

bron: www.chick-a-dees.nl